In deze Prinsjesdagspecial staan de belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2023 en aanvullende wetsvoorstellen voor u op een rij (selectie door FIN). De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2023 in werking treden, tenzij anders vermeld.
ONDERNEMINGEN
Laagste vpb-tarief van 15% naar 19%
Het kabinet wil het vennootschapsbelastingtarief in de eerste schijf verhogen van 15% naar 19%. Tevens wil het de schijflengte van de eerste schijf inkorten van € 395.000 naar € 200.000. Hierdoor gaat het hoge vennootschapsbelastingtarief van 25,8% al vanaf een belastbaar bedrag boven de € 200.000 spelen.
Tip!
Haal winsten naar voren, laat voorzieningen vrijvallen en maak optimaal gebruik van de eerste tariefschijf tot € 395.000 in 2022. Door kosten of investeringen uit te stellen tot 2023 realiseert u dat deze aftrekbaar zijn tegen max. 25,8%.
Twee tariefschijven in box 2
Box 2 belast inkomsten uit aanmerkelijk belang, zoals dividenden die een dga uitgekeerd krijgt van zijn bv. Hiervoor geldt nu één tarief van 26,9%. Vanaf het jaar 2024 komen er twee belastingschijven in het box 2-tarief. Het tarief wordt progressief (hoe meer inkomen, hoe hoger het tarief). Het voorstel is als volgt:
Tarief inkomstenbelasting box 2 2024 |
|||
Box 2- |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2024 (%) |
Laag |
|
67.000 |
24,5% |
Hoog |
67.000 |
|
31,0% |
Tip!
Zorg bij wisselende winsten voor een spreiding van dividenduitkeringen over de jaren om zoveel mogelijk in de laagste tariefschijf te blijven. Denk hierbij ook aan de mogelijkheid om het ab-inkomen bij fiscaal partnerschap te verdelen tussen de partners. In 2024 is het laagste tarief 2,4%-punt lager dan het tarief in 2022. Maak gebruik van dit verschil door dividenden tot maximaal € 67.000 in 2024 uit te keren. Partners kunnen zelfs dubbel voordeel behalen.
Uitfaseren oudedagsreserve (FOR)
Een ondernemer voor de inkomstenbelasting (bijv. een vennoot in een vof) kan een deel van zijn winst reserveren om een oudedagsreserve (FOR) te vormen. Daarvan kan later een lijfrente worden aangekocht. Dit zorgt ervoor dat de ondernemer op latere leeftijd nog inkomsten heeft. De belastingheffing wordt dan uitgesteld totdat de lijfrente-uitkeringen worden ontvangen. Omdat de FOR niet altijd wordt gebruikt zoals deze bedoeld is, wordt de FOR uitgefaseerd. Dit betekent dat er vanaf 2023 geen bedragen meer aan de FOR mogen worden toegevoegd.
Tip!
Een bestaande FOR kan in de komende jaren nog wel op de gebruikelijke wijze worden afgewikkeld.
Versnelde afbouw zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt versneld afgebouwd met € 1.280 per jaar (inclusief de reeds eerder op basis van het Belastingplan 2020 en het Belastingplan 2021 aangekondigde afbouw). De zelfstandigenaftrek wordt stapsgewijs verlaagd van € 6.310 in 2022 naar € 900 in 2027. Per 2023 bedraagt de zelfstandigenaftrek € 5.030.
Tip!
De verhoging van de zelfstandigenaftrek voor starters (de startersaftrek) blijft vooralsnog ongewijzigd (€ 2.123).
Verhoging MIA en EIA
Het kabinet kondigt aan dat de budgetten voor de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Energie-investeringsaftrek (EIA) worden verhoogd met € 100 miljoen (MIA) en € 50 miljoen (EIA) per jaar vanaf 2023.
Geen BOR voor verhuurd vastgoed
Het kabinet wil constructies en fiscale regelingen verder aanpakken. Een daaruit volgend voorstel is om verhuurd vastgoed straks niet meer in aanmerking te laten komen voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling. Daardoor kan verhuurd vastgoed op deze manier niet meer fiscaal voordelig worden overgedragen.
WERKGEVER
Verhoging werkkostenregeling
Werkgevers kunnen de vrije ruimte van de werkkostenregeling benutten om onbelast zaken te vergoeden en te verstrekken aan hun werknemers. Op dit moment bedraagt de vrije ruimte voor elke werkgever 1,7% van de eerste € 400.000 van de loonsom en 1,18% van het meerdere. Voorgesteld is om, vanwege de inflatie, de vrije ruimte (alleen) over de eerste € 400.000 van de loonsom te verhogen met 0,22%. Dit is maximaal € 880 extra vrije ruimte per werkgever.
Doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon
Dga’s zijn verplicht zichzelf loon toe te kennen vanuit hun eigen bv. De minimale hoogte van dat loon wordt vastgesteld op basis van de gebruikelijkloonregeling, waarbij onder andere gekeken wordt naar het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het loon van de dga mag maximaal 25% lager zijn dan dit loon. Deze 25% is de doelmatigheidsmarge. Voorgesteld is nu om de doelmatigheidsmarge af te schaffen, zodat dga’s zichzelf mogelijk een hoger loon moeten toekennen.
Let op!
Het aanpassen van het loon is niet in alle gevallen nodig. Mogelijk voldoet het huidige loon al aan het nieuwe voorstel.
Hoger loon dga innovatieve start-ups
Bij innovatieve start-ups mag het gebruikelijk loon van de dga voor maximaal drie jaar zonder overleg met de Belastingdienst op het minimumloon worden gesteld. Deze regeling zal per 2023 worden afgeschaft voor nieuwe gevallen.
Tip!
Treedt in overleg met de Belastingdienst om een gebruikelijk loon vast te stellen dat rekening houdt met de financiële positie van de onderneming.
Beperken 30%-regeling
De 30%-regeling voor ingekomen werknemers zal per 1 januari 2024 worden beperkt tot de zogenoemde Balkenende-norm (bezoldigingsnorm topambtenaren, momenteel € 216.000). Aftopping van de 30%-vergoeding komt dan aan de orde als de grondslag hoger is dan dit bedrag. Verder zullen werkgevers vanaf 2023 voor ingekomen en uitgezonden werknemers per kalenderjaar een keuze moeten maken voor het vergoeden van extraterritoriale kosten op basis van de 30%-regeling of op declaratiebasis.
BTW & ACCIJNZEN
Btw-nultarief op zonnepanelen
Momenteel is de levering en installatie van zonnepanelen belast met 21% btw. Het kabinet wil de levering en installatie van zonnepanelen bij of aan woningen vanaf 1 januari 2023 onder het btw-nultarief brengen. Er drukt dan niet langer btw op de aanschaf van zonnepanelen. Als de jaaromzet van de stroomleveringen onder de € 1.800 blijft, hoeft de particuliere zonnepaneelhouder zich voortaan niet meer aan te melden bij de Belastingdienst.
Let op!
Het btw-nultarief is alleen van toepassing op de levering en installatie van zonnepanelen bij of aan woningen. De woonfunctie van een pand kan worden nagegaan in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.
Verlaging accijnzen brandstof
Per 1 april 2022 heeft het kabinet de accijnstarieven voor ongelode benzine, diesel en LPG fors verlaagd om de stijging van de energieprijzen te dempen. De maatregel geldt tot eind 2022 en wordt verlengd tot en met 30 juni 2023. De wettelijke voorgeschreven jaarlijkse indexatie en de in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord opgenomen verhoging van het accijnstarief voor diesel worden uitgesteld tot 1 juli 2023.
ONROEREND GOED
Leegwaarderatio naar 100%
De waarde van verhuurde woningen met huurbescherming wordt bepaald door de WOZ-waarde te vermenigvuldigen met de leegwaarderatio. Dit is van belang voor de schenk- en erfbelasting en box 3 inkomstenbelasting. Voorgesteld wordt om vanaf 2023 voor tijdelijke huurcontracten en voor verhuur aan gelieerde partijen een ratio van 100% te hanteren. Hiermee wordt in die situaties de leegwaarderatio in feite afgeschaft.
Overdrachtsbelasting verhoogd naar 10,4%
Het algemene tarief van de overdrachtsbelasting gaat opnieuw omhoog. De overdrachtsbelasting voor niet-woningen en voor woningen waar de verkrijgers niet voor langere tijd zelf in gaan wonen, wordt verhoogd van 8% naar 10,4%.
Tip!
Houd rekening met een verhoging van het algemene tarief van de overdrachtsbelasting per 2023 naar 10,4%. Zorg zo mogelijk voor overdracht in 2022; dit scheelt overdrachtsbelasting.
AUTO & MOBILITEIT
Onbelaste reiskostenvergoeding
Een werkgever mag zijn werknemers voor zakelijke kilometers (incl. woon-werkverkeer) een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer betalen. De maximale onbelaste vergoeding wordt verhoogd per 1 januari 2023 naar maximaal € 0,21 en per 1 januari 2024 naar maximaal € 0,22 per kilometer. De verhogingen gelden ook voor de inkomstenbelasting, zodat ook ondernemers, resultaatgenieters, e.d. ervan kunnen profiteren.
Bijtelling elektrische auto’s
Voor het privégebruik van een auto van de zaak wordt standaard 22% van de cataloguswaarde bij het loon van de werknemer geteld. Bij ondernemers komt deze 22% in mindering op de aftrekbare autokosten. Voor nieuwe emissievrije auto’s, zoals volledig elektrische auto’s, geldt in 2022 over een bedrag van maximaal € 35.000 slechts een bijtelling van 16%. In 2023 wordt dit 16% over maximaal € 30.000, evenals in 2024. In 2025 wordt de bijtelling 17% over maximaal € 30.000 en vanaf 2026 verdwijnt het voordeel voor elektrische auto’s. De bijtelling is dan gelijk aan de standaardbijtelling (22%). Dit is voorgesteld in eerdere belastingplannen.
Voor waterstofauto’s en elektrische auto’s met geïntegreerde zonnepanelen geldt voorlopig geen maximale catalogusprijs voor de lagere bijtelling.
Bpm-vrijstelling bestelauto’s vervalt
De bpm-vrijstelling voor bestelauto’s van ondernemers wordt afgeschaft per 1 januari 2025. Hiermee verschuift ook de belastingplicht van de tenaamgestelde naar de inschrijver van de bestelauto in het kentekenregister. Vanaf 1 januari 2025 moet de inschrijver, meestal de importeur of dealer, de bpm voldoen. De bpm-vrijstelling voor emissievrije bestelauto’s blijft wel bestaan.
Let op!
Tot en met 31 december 2024 kunnen ondernemers gebruikmaken van de bpm-vrijstelling voor een bestelauto en blijven maken zolang zij voldoen aan de voorwaarden.
MRB bestelauto’s omhoog
Het tarief van de motorrijtuigenbelasting (MRB) voor bestelauto’s van ondernemers wordt verhoogd. In 2025 betreft dit een verhoging van 15%, gevolgd door een verdere verhoging met 6,96% in 2026.
BOX 3
Box 3 – Kerstavondarrest
In december 2021 heeft de Hoge Raad in het befaamde Kerstavond-arrest geoordeeld dat het box 3-stelsel in bepaalde gevallen in strijd is met Europees recht. Dit moet worden hersteld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het verleden (2017 t/m 2022), de overbruggingsperiode (2023 t/m 2025) en de toekomst (2026 en latere jaren).
Afbakening rechtsherstel box 3
De voorgestelde Wet rechtsherstel box 3 geldt voor aanslagen inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over de jaren 2017 tot en met 2022, mits deze niet onherroepelijk vaststaan.
Let op!
De inspecteur mag de Wet rechtsherstel box 3 niet toepassen als de belastingplichtige daardoor meer inkomstenbelasting moet betalen.
Nieuwe rendementsgrondslag
In de nieuwe berekening van de rendementsgrondslag in box 3 wordt het voordeel uit sparen en beleggen gebaseerd op de werkelijke samenstelling van het vermogen. Hierbij worden drie vermogenscategorieën onderscheiden: banktegoeden, schulden en overige bezittingen. Voor elke vermogenscategorie wordt een eigen forfaitair rendementspercentage voorgesteld dat zoveel mogelijk aansluit bij het werkelijk behaalde rendement.
Berekening nieuwe voordeel uit sparen en beleggen
Het rendement wordt berekend door het toepasselijke forfaitaire rendementspercentage te vermenigvuldigen met de waarde van het vermogen in de betreffende categorie (na aftrek van de schuldendrempel) op de peildatum 1 januari.
De rendementspercentages voor de nieuwe berekening per categorie:
|
Banktegoeden (I) |
Overige bezittingen (II) |
Schulden (III) |
2017 |
0,25% |
5,39% |
3,43% |
2018 |
0,12% |
5,38% |
3,20% |
2019 |
0,08% |
5,59% |
3,00% |
2020 |
0,04% |
5,28% |
2,74% |
2021 |
0,01% |
5,69% |
2,46% |
2022 |
– |
5,53% |
– |
De percentages voor de categorieën I en III over 2022 zijn nog niet bekend.
Het heffingsvrije vermogen van het huidige box 3-stelsel blijft in stand. Omdat in de nieuwe berekening wordt uitgegaan van een werkelijke (i.p.v. forfaitaire) vermogensmix, kan de vraag opkomen op welke vermogensbestanddelen het heffingsvrije vermogen in mindering moet worden gebracht. Daarom wordt voorgesteld om voor het bepalen van het nieuwe voordeel uit sparen en beleggen het effectieve rendementspercentage uit de drie vermogenscategorieën te vermenigvuldigen met de rendementsgrondslag, nadat deze is verminderd met het heffingsvrije vermogen.
Verdeling gezamenlijke grondslag
Omdat de hoogte van de gezamenlijke inkomensbestanddelen door het rechtsherstel kan zijn gewijzigd en de wijze van verdeling bij het rechtsherstel – door aan te sluiten bij de door de fiscale partners gekozen verdeling – afwijkt van de huidige wetgeving en dit mogelijk nadelig kan zijn voor de belastingplichtige, wordt op grond van de voorgestelde wettekst mogelijk gemaakt dat fiscale partners alsnog een andere verdeling ten aanzien van de extra aftrek kunnen kiezen. Hiertoe kunnen zij een verzoek om ambtshalve vermindering indienen bij de inspecteur of – voor de jaren 2021 en 2022 – een nieuwe aangifte indienen waarin zij hun gezamenlijke keuze kenbaar maken.
Overbruggingswet box 3
In lijn met het rechtsherstel box 3 wordt in de jaren 2023 tot en met 2025 voor de belastingheffing aangesloten bij de werkelijke samenstelling van het vermogen. Voor iedere vermogenscategorie (banktegoeden, overige bezittingen en schulden) geldt een afzonderlijk forfaitair rendementspercentage.
Let op!
Voor het begrip banktegoed kan men aansluiten bij de definitie van deposito. Een uitzondering geldt voor contant geld, dat telt ook als een banktegoed. Deze uitzondering vormt een afwijking op het rechtsherstel.
Let op!
Het totale rendement in box 3 bedraagt op zijn minst nihil.
Vrijstelling groene beleggingen blijft gehandhaafd
Ook het nieuwe systeem van box 3 zal tot een bepaald maximumbedrag een vrijstelling verlenen voor groene beleggingen. Daarbij moet een verdeling plaatsvinden tussen groene beleggingen op banktegoeden en overige groene beleggingen. Men moet de vrijstelling eerst zo veel mogelijk toerekenen aan overige groene beleggingen (dat is gunstig, aangezien voor banktegoeden een veel lager forfaitair rendement geldt).
Peildatumarbitrage
Zonder nadere maatregelen is de box 3-heffing onder de Overbruggingswet box 3 gemakkelijk te verlagen door vlak vóór de peildatum beleggingen te verkopen. Vervolgens stort men de opbrengsten tijdelijk op een bankrekening. Daarom wordt zo’n verkoop genegeerd als deze plaatsvindt in een aangesloten periode van drie maanden die aanvangt voor en eindigt na de peildatum. De maatregel geldt niet als de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij heeft gehandeld om zakelijke, niet-fiscale redenen.
Verhoging tarief
Vanaf 2023 tot en met 2025 stijgt het box 3-tarief jaarlijks met 1%-punt. Dat wordt dus een tarief van 32% in 2023, 33% in 2024 en 34% in 2025.
Verhoging heffingsvrij vermogen
Het heffingsvrije vermogen wordt verhoogd van € 50.650 naar € 57.000. Voor partners wordt het heffingsvrije vermogen daarmee verhoogd van € 101.300 naar € 114.000.
(VERMOGENDE) PARTICULIEREN
Tarieven inkomstenbelasting 2023 niet-AOW-er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2023 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2023 naar verwachting met de volgende tariefschijven (inclusief premies volksverzekeringen) te maken.
Tarief inkomstenbelasting 2023 |
|||
Box 1- tarief |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2023 (%) |
Schijf laag tarief |
|
73.031 |
36,93% |
Schijf hoog tarief |
73.031 |
|
49,50% |
Gewijzigde heffingskortingen
Hieronder zijn de wijzigingen in heffingskortingen opgenomen zoals vermeld in de Memorie van toelichting van het Belastingplan 2023. Deze betreffen belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd.
Heffingskortingen |
2023 (€) |
2022 (€) |
Algemene heffingskorting maximaal |
3.070 |
2.888 |
Arbeidskorting maximaal |
5.052 |
4.260 |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal |
2.694 |
2.534 |
Jonggehandicaptenkorting |
820 |
771 |
Uitfaseren IACK
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) voor werkende ouders met één of meerdere kinderen tot 12 jaar zal per 2025 worden afgeschaft. Dit geldt niet voor ouders met (een of meer) kinderen die vóór 1 januari 2025 zijn geboren.
In 2025 bepaalt verzamelinkomen ahk
In 2022 daalt het maximum van de algemene heffingskorting (ahk) van € 2.888 met 6,007% van het inkomen uit werk en woning voor zover dat inkomen meer bedraagt dan € 21.317. Per 1 januari zal die afbouw afhankelijk worden van het verzamelinkomen. Het verzamelinkomen is het totaal van het inkomen uit werk en woning, inkomen uit aanmerkelijk belang en inkomen uit sparen en beleggen.
Jubelton afgeschaft
De verruimde schenkingsvrijstelling van € 106.671 (2022), bestemd om een eigen woning aan te schaffen of af te lossen op een eigenwoningschuld, vervalt per 2024. Vooruitlopend daarop wordt deze vrijstelling in 2023 al verlaagd naar € 28.947. Tevens vervalt per 1 januari 2024 de spreidingsmogelijkheid. Dit betekent concreet dat een bij een schenking in 2022 onbenut gebleven deel van de maximumvrijstelling alleen nog maar kan worden benut voor een schenking in 2023, maar niet meer voor een schenking in 2024.
Aanwenden ODV voor lijfrente
Voorheen konden dga’s een pensioenvoorziening opbouwen in hun eigen bv. Toen dit werd afgeschaft, kon een deel van het pensioen worden omgezet in een oudedagsverplichting (ODV). Voordat een ODV tot uitkering komt, kan de dga er een lijfrente van kopen. Omdat in de praktijk de wens bestond om een lijfrente aan te kopen nadat de ODV-uitkeringen zijn gestart (ook als al vijf jaar zijn verstreken na het einde van het kalenderjaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt), zijn hiervoor goedkeuringen afgegeven. Deze goedkeuringen, inclusief de daarin gestelde voorwaarden, worden nu in de wet opgenomen.
Tip!
Als een bv enkel in stand wordt gehouden vanwege een ODV, kan na aankoop van een lijfrente de bv worden opgeheven.
Beperking periodieke giftenaftrek
Periodieke giften zijn giften die jaarlijks gedurende minimaal vijf jaar worden gedaan. Onder voorwaarden zijn dergelijke giften op dit moment geheel aftrekbaar in de inkomstenbelasting. Voorgesteld is om voor periodieke giften een maximum aftrekbaar bedrag in te voeren. Giften van meer dan € 250.000 (per huishouden) mogen dan niet meer met het inkomen verrekend worden.
Middelingsregeling afgeschaft
Voorgesteld wordt om de middelingsregeling af te schaffen. Met de middelingsregeling wordt de belasting over het inkomen uit werk en woning over een aaneengesloten tijdvak van drie kalenderjaren (het middelingstijdvak) herrekend naar de belasting over een gemiddeld inkomen over dit middelingstijdvak. Is de herrekende belasting lager dan de geheven belasting? Dan bestaat recht op een teruggaaf voor dit verschil, nadat dit is verminderd met een drempel van € 545. Het tijdvak 2022-2023-2024 is het laatste tijdvak waarover kan worden gemiddeld.
OVERIGE MAATREGELEN
Maatwerk invorderingsrente mogelijk
Als een belastingplichtige zijn belastingschuld niet tijdig betaalt, moet hij ook invorderingsrente betalen. Voorgesteld is om de mogelijkheden voor de inspecteur te verruimen om geen invorderingsrente te berekenen als het te laat betalen niet aan de belastingplichtige te wijten is. Dit speelt bijvoorbeeld als bij een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2022 geen rekening is gehouden met de ontwikkelingen rondom box 3. De invordering van deze aanslag is dan stilgelegd. Desondanks dat niet hoeft te worden betaald, brengt de Belastingdienst in dit geval toch invorderingsrente in rekening. Dat hoeft dankzij de verruiming dus niet meer.
Tegemoetkoming hoge energieprijzen
Het kabinet is van plan een maximumtarief voor elektriciteit en/of gas tot een bepaald gebruik in te stellen. Ook is het voornemen om het energie-intensieve mkb te helpen met liquiditeitsversterking en verduurzaming.
Maatregelen vanwege hoge energieprijzen
Het kabinet neemt voor 2023 een aantal incidentele maatregelen vanwege de hoge energieprijzen. Door enkele (tariefs)aanpassingen wordt de stijging van de energierekening voor huishoudens gedempt. Het gaat om een incidentele verlaging van de energiebelasting voor aardgas en elektriciteit en een tijdelijke hogere belastingvermindering in de energiebelasting.
Reeds eerder ingediende wetgeving, o.a.:
- De betalingskorting wordt uitsluitend afgeschaft bij voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting. De betalingskorting bij voorlopige aanslagen inkomstenbelasting blijft wel bestaan.
- Geregeld wordt dat indien een naheffingsaanslag is vastgesteld overeenkomstig een verzoek tot vaststelling van een dergelijke naheffingsaanslag, het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend uiterlijk tien weken na de datum van ontvangst van dat verzoek eindigt.
- Er is een bepaling voorgesteld waardoor het mogelijk wordt om in bepaalde situaties, waarin de systematiek van de belastingrenteregeling te hard uitpakt, maatwerk te leveren door een vermindering van belastingrente te verlenen.
- Er is een maatregel voorgesteld waardoor het lenen van een bv door een ab-houder wordt ontmoedigd. Als het totaal aan schulden aan de bv (met uitzondering van eigen woningschulden) meer dan € 700.000 bedraagt, dan wordt het meerdere belast als voordeel in box 2 van de inkomstenbelasting. Inmiddels is het voorstel door de Tweede Kamer goedgekeurd.
Heeft u vragen over de highlights van het Belastingplan 2023? Wij van FIN Advocaten & Fiscalisten staan nu graag te woord. Dit kan onder meer via onze contactpagina https://www.finaf.nl/contact/