In deze Prinsjesdagspecial staan de belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2024 en aanvullende wetsvoorstellen voor u op een rij (selectie door FIN). De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2024 in werking treden, tenzij anders vermeld.
ONDERNEMINGEN
Investeringsfaciliteiten
Om energie-investeringen en investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te stimuleren zijn er diverse investeringsfaciliteiten beschikbaar. De energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen zouden eindigen per 1 januari 2024. Deze regelingen worden nu echter verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt daarbij wel verlaagd van 45,5% naar 40%.
Tip! Maak waar mogelijk in 2023 nog gebruik van de EIA!
Verlaging MKB-winstvrijstelling
Het kabinet wil de MKB-winstvrijstelling verlagen van 14% naar 12,7%. De MKB-winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst. Als de onderneming verlies lijdt, verkleint de MKB-winstvrijstelling het fiscale verlies.
Tip! Haal winsten naar voren, laat voorzieningen vrijvallen en maak optimaal gebruik van het huidige tarief van 14%.
B.V. kan giften niet meer aftrekken
In 2023 kunnen B.V.’s binnen bepaalde grenzen giften aan goededoelenorganisaties aftrekken. Per 1 januari 2024 vindt een vereenvoudiging van het schenken via de B.V. aan goede doelen plaats. In dat verband komt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting te vervallen. Maar giften die via de B.V. plaatsvinden zal de Belastingdienst in beginsel evenmin aanmerken als belast dividend.
Tip! Een gift via een B.V. aan een kwalificerende goedendoelenorganisatie blijft vrijgesteld van schenkbelasting.
Nieuwe voorwaarde voor fgr
Wil een fonds voor gemene rekening (fgr) voor de vennootschapsbelasting zelfstandig belastingplichtig blijven, dan moet het per 1 januari 2025 aan een nieuwe voorwaarde voldoen. Het zal dan namelijk een kwalificerend beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten moeten zijn. De deelgerechtigdheid moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.
Let op! Familiefondsen worden door de nieuwe voorwaarde niet langer als fgr aangemerkt.
Overgangsrecht bij verlies fgr-status
Is een fonds voor gemene rekening (fgr) door de nieuwe definitie van het fgr niet meer zelfstandig belastingplichtig? Dan zou zonder nadere wetgeving het fonds belasting moeten betalen over de fictieve winst die hierdoor ontstaat. Om acute heffing te voorkomen, komt er overgangsrecht. Er wordt een doorschuiffaciliteit ingevoerd waarmee de belastingheffing wordt uitgesteld. Kan de doorschuiffaciliteit niet worden toegepast, dan kan mogelijk gebruik worden gemaakt van een betalingsfaciliteit. De betaling kan dan worden gespreid over een periode van tien jaar.
Tip! Het overgangsrecht bevat ook een aandelenfusiefaciliteit voor bepaalde deelgerechtigden en een tijdelijke vrijstelling van overdrachtsbelasting.
Vervallen belastingplicht open cv
Nu kan een commanditaire vennootschap (cv) open of besloten zijn. Als alle vennoten toestemming moeten geven voor het toetreden of vervangen van een commanditaire vennoot, is er sprake van een besloten cv en wordt het resultaat bij de vennoten belast. In alle overige gevallen is er sprake van een open cv en wordt het resultaat bij de cv met vennootschapsbelasting belast. Dit onderscheid is niet in overeenstemming met de wetgeving in andere landen en komt daarom te vervallen: vanaf 1 januari 2025 zijn open cv’s in beginsel niet meer zelfstandig belastingplichtig, maar wordt het resultaat bij de vennoten van die cv belast.
Let op! Er is overgangsrecht aangekondigd om ongewenste fiscale gevolgen van deze wijziging te voorkomen. Dit overgangsrecht geldt niet voor open cv’s die na bekendmaking van dit wetsvoorstel worden opgericht.
BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN
BOR
Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat tot heffing van schenk- of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Daardoor is geen of minder erf- of schenkbelasting verschuldigd.
Doorschuifregelingen
De overdracht van ondernemingsvermogen leidt vaak tot de heffing van inkomstenbelasting. Er zijn diverse doorschuifregelingen (DSR) die ervoor zorgen dat deze heffing in bepaalde situaties wordt uitgesteld, zodat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt. Eén van die doorschuifregelingen is specifiek gericht op de schenking van een aanmerkelijk belang (de DSR ab). Een aanmerkelijk belang is, simpel gezegd, een belang dat minimaal 5% van de aandelen in een vennootschap vertegenwoordigt.
Geen faciliteit voor verhuurd vastgoed
In principe komt enkel ondernemingsvermogen in aanmerking voor de BOR en de DSR ab. Dat leidt tot veel discussies, zeker bij verhuurd vastgoed: is het beleggings- of ondernemingsvermogen? Vanaf 2024 is verhuurd vastgoed altijd beleggingsvermogen voor de BOR en de DSR ab. Dat geldt ook voor koppelaankopen die nu nog als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Verhuurd vastgoed wordt voortaan gedefinieerd als vastgoed dat feitelijk ter beschikking is gesteld aan derden. Is dat op het moment van overdracht niet het geval, maar is het vastgoed daar wel voor bestemd, dan wordt het ook aangemerkt als beleggingsvermogen.
Let op! Kortdurende terbeschikkingstelling, zoals bijv. bij hotelkamers, valt niet onder de voorgestelde maatregel. Dit geldt ook voor teeltpachtovereenkomsten.
Let op! Er geldt een tijdsevenredige benadering voor vastgoed dat een deel van het jaar in de eigen onderneming wordt gebruikt en het andere deel van het jaar wordt verhuurd.
Afschaffen doelmatigheidsmarge
De BOR en de DSR ab bevatten een doelmatigheidsmarge: bij vennootschapsbelastingplichtige vennootschappen wordt het beleggingsvermogen ter grootte van maximaal 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Hierdoor kan voor een deel van het beleggingsvermogen toch gebruik worden gemaakt van de BOR en de DSR ab. Voorgesteld is de doelmatigheidsmarge voor de BOR per 1 januari 2025 af te schaffen. Ook voor de DSR ab wordt de marge afgeschaft, maar dit kan pas later worden gerealiseerd. Het tijdstip wordt nog nader bepaald.
Privé en zakelijk gebruikt
Voor de BOR en de DSR ab is sprake van ondernemingsvermogen als een bedrijfsmiddel verplicht ondernemingsvermogen is (in de regel max. 10% privégebruik) of keuzevermogen dat is aangemerkt als ondernemingsvermogen (zakelijk gebruik tussen 10% en 90%). Nu wordt het keuzevermogen in zo’n geval in zijn geheel voor de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen aangemerkt. Voorgesteld is voortaan enkel het deel van het bedrijfsmiddel dat zakelijk wordt gebruikt als ondernemingsvermogen voor de BOR en de DSR ab aan te merken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025.
Tip! De maatregel wordt beperkt tot bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 en een gebruik voor andere dan ondernemingsdoeleinden van meer dan 10%.
Let op! Dit betekent dat voor diverse bedrijfsmiddelen het percentage van gebruik voor andere dan ondernemingsdoeleinden moet worden bepaald. Dit levert extra kosten op bij een bedrijfsoverdracht.
Vervallen dienstbetrekkingseis DSR ab
De DSR ab kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.
Let op! Er is ook een DSR voor de overdracht van een onderneming voor de inkomstenbelasting bij leven. Ook die DSR kent een dienstbetrekkingseis, maar deze komt niet te vervallen.
Minimumleeftijd verkrijger bij schenking
Voorgesteld is om een minimumleeftijd in te voeren voor de verkrijger die een onderneming geschonken krijgt. Alleen als de verkrijger minimaal 21 jaar is, kunnen de DSR ab en de BOR worden toegepast. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de regelingen tegen te gaan. De invoering van de minimumleeftijd is gepland voor 1 januari 2025.
Let op! De minimumleeftijd gaat niet gelden voor bedrijfsopvolgingen als gevolg van overlijden, omdat daarbij onbedoeld gebruik niet snel aan de orde is.
Aanpassing vrijstelling BOR
De BOR stelt nu 100% van de waarde in het economische verkeer van de onderneming bij voortzetting vrij tot een bedrag van € 1.205.871 per onderneming (dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Vanaf 2025 wordt 100% van de waarde bij voortzetting tot een bedrag van € 1.500.000 vrijgesteld. Voor het meerdere geldt dan nog slechts een vrijstelling van 70%.
Beperking kwalificerende belangen
De BOR en de DSR ab gelden voor aanmerkelijk belangen. Daarbij gaat het om belangen van minimaal 5% van reguliere aandelen in een vennootschap, maar ook om andere, kleinere belangen. Voorgesteld is om de regelingen met ingang van 1 januari 2026 voornamelijk te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal, zodat de regeling meer gericht wordt op familiebedrijven. De regelingen blijven wel van toepassing op preferente aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsopvolging en op bepaalde verwaterde belangen.
Let op! Deze maatregel wordt verder uitgewerkt in het Belastingplan 2025.
Bezits- en voortzettingseis BOR
De BOR kan enkel worden toegepast als de erflater of schenker de onderneming al een bepaalde tijd in bezit had en de onderneming gedurende een bepaalde tijd door de verkrijger wordt voortgezet. Voorgesteld wordt om de bezits- en de voortzettingseis te versoepelen. Onderzocht wordt hoe een verkorting van de vijfjaarstermijn kan worden vormgegeven. In het Belastingplan 2025 wordt dit voorstel nader uitgewerkt. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026.
Aanpak constructies BOR
In het Belastingplan 2025 wordt een voorstel uitgewerkt om misbruik van de BOR door middel van constructies aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het omzetten van niet-ondernemingsvermogen in ondernemingsvermogen met als enige doel het voordelig kunnen overdragen van dit vermogen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2026.
WERKGEVER
Vrije ruimte werkkostenregeling
In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. In de wet is abusievelijk opgenomen dat het maximumbedrag van de vrije ruimte in de eerste schijf in 2023 € 6.800 bedraagt (in plaats van € 12.000). Dit wordt met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 hersteld, waardoor het maximumbedrag in de eerste schijf gelijk zal zijn aan 3% van € 400.000. Vanaf 2024 wordt het percentage van de vrije ruimte verlaagd van 3% naar 1,92% over een fiscale loonsom tot € 400.000.
Tip! Zorg ervoor dat dit jaar nog optimaal gebruikgemaakt wordt van de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling.
OV-abonnementen en voordeelurenkaarten
Er is een voorstel om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit betekent dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang het aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer.
Tip! Werkgevers hoeven dan geen registratie meer bij te houden van het privé- en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling.
VASTGOED
Beperking afschrijving gebouwen in IB
Ondernemers, resultaatgenieters en rechtspersonen mogen gebouwen slechts tot een bepaalde waarde afschrijven; de zogeheten bodemwaarde. De hoogte van de bodemwaarde is op dit moment verschillend voor de IB en VPB en is bovendien afhankelijk van de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt (in eigen gebruik of ter belegging). Nu geldt in de IB een ruimere afschrijvingsmogelijkheid voor gebouwen in eigen gebruik dan in de VPB. Het kabinet wil dit onderscheid wegnemen door de bodemwaarde voor alle gebouwen vast te stellen op de WOZ-waarde.
Let op! Hiermee worden in de IB de afschrijvingsmogelijkheden voor gebouwen in eigen gebruik aanzienlijk beperkt, evenals – indien aan de orde – de toepassing van de herinvesteringsreserve.
Samenloopvrijstelling aandelentransacties
In de praktijk worden onroerende zaken regelmatig via een aandelentransactie overgedragen om btw of overdrachtsbelasting te vermijden. Het kabinet stelt voor om de zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2025 zodanig te wijzigen dat er in ieder geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven wanneer het:
- nieuwe onroerende zaken voor de btw betreft;
- die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd; of
- dat zich dit binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet.
Dit wordt bereikt door de toepassing van de samenloopvrijstelling in die gevallen uit te sluiten.
Gezamenlijke aankoop eigen woning
Als partners besluiten om eerst gezamenlijk een eigen woning te kopen en daarna pas de woning van één van beide partners te verkopen, kan dit op grond van de huidige wetgeving ertoe leiden dat de aftrek van de (hypotheek)rente wordt beperkt. Voorgesteld wordt om de wet met terugwerkende kracht naar 1 januari 2022 aan te passen, zodat deze ongewenste renteaftrekbeperking wordt voorkomen.
Tip! Het is mogelijk dat deze situatie zich al heeft voorgedaan in de aangifte inkomstenbelasting 2022. Dien in dat geval een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve vermindering in en verwijs naar het Belastingplan 2024.
AUTO & MOBILITEIT
Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding
Een werkgever mag in 2023 aan zijn werknemers een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,21 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) toekennen. Deze maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De verhoging geldt ook voor de inkomstenbelasting, zodat ondernemers en resultaatgenieters € 0,23 per kilometer in aftrek op hun resultaat mogen brengen voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel (auto, motor of fiets) rijden.
Tip! Woonwerkkilometers mag u meetellen als zakelijke kilometers.
Tanken wordt nóg duurder
Op 1 april 2022 voerde het kabinet een tijdelijke accijnsverlaging door om de sterk stijgende brandstofprijzen te compenseren. Deze compensatie liep uiteindelijk door tot 1 juli 2023. Per die datum zijn de accijnswijzigingen deels weer teruggedraaid. Het plan is om per 1 januari 2024 ook het resterende deel van de accijnsverlaging van 2022 te beëindigen.
(VERMOGENDE) PARTICULIEREN
Tarieven IB 2024 niet-AOW-er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.
Tarief inkomstenbelasting 2024 |
|||
Box 1- tarief |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2024 (%) |
Schijf laag tarief |
|
75.624 |
36,97% |
Schijf hoog tarief |
75.624 |
|
49,50% |
Tarief inkomstenbelasting 2023 |
|||
Box 1- tarief |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2023 (%) |
Schijf laag tarief |
|
73.031 |
36,93% |
Schijf hoog tarief |
73.031 |
|
49,50% |
Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie minder of geen premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.
Tarieven IB 2024 AOW-er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en zijn geboren na 1946, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.
Tarief inkomstenbelasting 2024 (AOW-ers) |
|||
Box 1- tarief |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2024 (%) |
Tarief schijf 1 |
|
38.139* |
19,07% |
Tarief schijf 2 |
38.139 |
75.624 |
36,97% |
Tarief schijf 3 |
75.624 |
|
49,50% |
*Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 40.077
Tarief inkomstenbelasting 2023 (AOW-ers) |
|||
Box 1- tarief |
Bel.ink. meer dan (€) |
maar niet meer dan (€) |
Tarief 2023 (%) |
Tarief schijf 1 |
|
37.149* |
19,03% |
Tarief schijf 2 |
37.149 |
73.031 |
36,93% |
Tarief schijf 3 |
73.031 |
|
49,50% |
* Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 38.703
Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie andere premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.
Gewijzigde heffingskortingen
Hieronder zijn de wijzigingen in heffingskortingen opgenomen zoals vermeld in de Memorie van toelichting van het Belastingplan 2024. Deze betreffen belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die ouder zijn dan de AOW-leeftijd gelden lagere maxima.
Heffingskortingen |
2024 (€) |
2023 (€) |
Algemene heffingskorting maximaal |
3.374 |
3.070 |
Arbeidskorting maximaal |
5.553 |
5.052 |
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal |
2.961 |
2.694 |
Jonggehandicaptenkorting |
902 |
820 |
Verhoging tarief box 3 naar 34%
Het kabinet stelt voor om het tarief in box 3 met twee procentpunten te verhogen naar 34%. In 2025 zal het tarief in box 3 dan ongewijzigd blijven. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingsvrij vermogen in box 3 niet te indexeren per 1 januari 2024, waardoor ook in 2024 een heffingsvrij vermogen van € 57.000 per persoon (€ 114.000 voor fiscale partners) geldt.
Let op! Een nieuw box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027.
Tip! Als het werkelijke rendement uit sparen en beleggen lager is dan het forfaitaire rendement, maak dan bezwaar tegen de aanslag.
Aandeel VvE en gelden derdenrekening
Per 1 januari 2023 is een tijdelijke regeling voor de box 3-heffing in werking getreden, met als doel om de forfaitaire rendementen beter aan te laten sluiten op de werkelijke rendementen. Bezittingen kunnen behoren tot de categorie banktegoeden (forfaitair rendement in 2023 voorlopig 0,36%) of overige bezittingen (forfaitair rendement in 2023 6,17%). Het kabinet stelt voor om lidmaatschapsrechten in een VvE en gelden op een derdenrekening met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen.
Onderlinge vorderingen en schulden
Vanaf 1 januari 2023 geldt voor vorderingen een hoger forfaitair rendement (6,17%) dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46%). Hierdoor ontstaat bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen een hoger box 3-inkomen dan onder de regeling die tot 1 januari 2023 gold. Om dit te voorkomen stelt het kabinet voor om deze vorderingen en schulden met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 voor box 3 buiten beschouwing te laten (defiscaliseren).
Let op! Onderlinge vorderingen en schulden kunnen bijvoorbeeld optreden door een verrekenbeding dat is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden.
IACK strenger bij co-ouderschap
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind combineren. Bij co-ouderschap moet de zorg voor het kind door de co-ouders in gelijke mate worden verdeeld. Door een arrest van de Hoge Raad was daarvan al sprake bij 78 dagen zorg aan het kind in een kalenderjaar door één van de co-ouders. Vanaf 1 januari 2024 moeten co-ouders ieder ten minste 156 dagen van het kalenderjaar voor het kind zorgen.
Tip! De eis van 156 dagen geldt per kalenderjaar, maar het blijft mogelijk om die grens naar tijdsgelang te herrekenen in het jaar dat het co-ouderschap begint of eindigt. Daarbij geldt als voorwaarde dat het co-ouderschap in dat jaar minstens zes maanden duurt.
Afschaffing betalingskorting IB
De Belastingdienst verleent bij bepaalde voorlopige IB-aanslagen een betalingskorting als de hele aanslag minus de betalingskorting uiterlijk op de eerste vervaldag is betaald. Deze regeling wordt afgeschaft. Het blijft mogelijk om een voorlopige aanslag IB ineens te betalen, maar dat levert vanaf 2024 geen betalingskorting meer op.
Lucratief belang
Vermogensrechten die (mede) zijn verkregen als beloning voor werkzaamheden kunnen een lucratief belang vormen. Inkomsten hieruit worden belast in box 1 (maximaal 49,5% in 2023). Hiervan is sprake als de vermogensrechten economisch vergelijkbaar zijn met achtergestelde soortaandelen die in totaal minder dan 10% van het totaal geplaatste kapitaal in de vennootschap uitmaken. Hierbij telt agio en informeel kapitaal ook mee. Het kabinet stelt voor om met werking per 26 juni 2023 een aandeelhouderslening die geen informeel kapitaal vormt, maar die wel bijdraagt aan een beloning voor werkzaamheden, ook mee te tellen voor deze beoordeling. Dit is een reactie op rechtspraak van de Hoge Raad en was in een brief op 26 juni 2023 al aangekondigd.
Let op! Dit voorstel heeft terugwerkende kracht tot 26 juni 2023.
Corrigeren belastingaangifte
Het kabinet stelt voor om het corrigeren van een al ingediende belastingaangifte inkomstenbelasting te vereenvoudigen. Dat gebeurt door een herzien digitaal aangiftebiljet inkomstenbelasting als een verzoek om ambtshalve vermindering aan te merken. Dit moet schelen in de communicatie tussen belastingplichtigen en de Belastingdienst. Er wordt echter expliciet niet getornd aan het recht van een belastingplichtige om bezwaar of beroep in te stellen.
Tip! Dient u zowel een (digitaal) aangiftebiljet in als een schriftelijk bezwaarschrift tegen uw aanslag inkomstenbelasting? En verwijst u in uw bezwaarschrift naar uw aangiftebiljet? Dan zal de inspecteur deze berichten gezamenlijk moeten behandelen als een bezwaar.
INTERNATIONALE SITUATIES
Bewijspositie bij dividendstripping
Bij dividendstripping wordt heffing van dividendbelasting beperkt of zelfs voorkomen. Om dividendbelasting te kunnen verrekenen, terug te vragen of te verminderen moet de ontvanger van het dividend de uiteindelijk gerechtigde zijn. Bij dividendstripping is het voor de Belastingdienst lastig om te bepalen of hieraan wordt voldaan. Om de bewijspositie van de Belastingdienst te verbeteren, is voorgesteld dat degene die een beroep doet op verrekening, teruggave of vermindering, aannemelijk moet maken dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Dit geldt pas vanaf een bedrag van € 1.000 aan geheven dividendbelasting op jaarbasis (doelmatigheidsmarge).
Let op! Er wordt doorlopend onderzoek gedaan naar alternatieve maatregelen om dividendstripping. Ook naar de aanpak van dividendstripping bij deelnemingsdividenden.
EERDER INGEDIENDE WETGEVING, O.A.:
- Verlaging zelfstandigenaftrek naar € 3.750.
- Wijziging tariefstructuur box 2: inkomen tot en met € 67.000 tegen 24,5% en meerdere tegen 31%.
- Omzetting ab-verlies in belastingkorting: korting verlaagd naar 24,5%.
Heeft u vragen over de highlights van het Belastingplan 2024? Wij van FIN Advocatuur & Fiscaliteit staan u graag te woord. Dit kan onder meer via onze contactpagina https://www.finaf.nl/contact/